header

1:1 of peer to peer

De docent begeleidt het peer-to-peerproces, maar laat de gedetailleerde controle over het leerproces van de individuele student los. Een van de nieuwe leraren in ons lab omschreef dat als: “Ik moest leren om alle controle over het proces en het eindresultaat los te laten. Ik moet vertrouwen op het proces van de student” (Mostert - van der Sar). De meeste docenten moeten leren vragen terug te stellen aan de groep in plaats van (direct) antwoorden te geven. Deze vragen, in plaats van een onmiddellijk antwoord, helpen studenten om te ontdekken wat ze al weten en wat er (bekend) al is, waardoor ze vaardigheden krijgen om niet alleen het antwoord op hun huidige vraag te vinden, maar ook om antwoorden te vinden voor andere vragen. In een situatie waarin er niet voldoende kennis in de groep is, zal de docent als een gids voor kennis moeten fungeren, niet te verwarren met (de meer gebruikelijke rol van) de alwetende expert. We zien de meeste docenten worstelen met het element ‘tijd’ in deze aanpak, omdat het antwoord voor de korte termijn sneller is. Maar wanneer docenten, als resultaat van deze aanpak, een pro-actievere houding van de groep (in slechts een paar lessen) opmerken, doordat studenten elkaars kennis actief benutten, ervaren docenten minder stress bij het loslaten van de volledige controle. Soms vereist dit nieuwe doelen voor de volgende lessen, omdat de groep minder snel of juist sneller gaat dan verwacht.

Voorbeeld 1 Wanneer we studenten leren een 3D-model te maken, gebruiken we een volledige peer-to-peer-methode om hen hun doel te laten bereiken. We vragen studenten om een account aan te maken op tinkercad.com, een 3D-tekeningsoftware. Vervolgens krijgen ze de opdracht om de automatische lessen te verlaten die worden gegeven bij het starten van de 3D-software. We dagen hen uit om de tijd van de vorige groep (ongeveer 22 minuten) te verslaan wanneer ze worden gevraagd om een sleutelhangerhanger te ontwerpen. Op een groot scherm krijgen ze de tussenstappen te zien, zonder dat we ze instructies geven over hoe deze tussenresultaten (na) te maken. Pas als de hele groep erin slaagt de tussenstap zelf te maken, gaan we naar de volgende stap. Bij sommige groepen die meer ervaring hebben met het ontwerpen in het algemeen, laten we alleen het eindresultaat zien. Het spelelement, onder andere het verslaan van de vorige groep, prikkelt de studenten om als groep het eindresultaat te halen en daarbij elkaar te helpen. Wanneer studenten vragen stellen als “hoe moet ik ...?”, geven niet de docenten het antwoord, maar vragen ze (klassikaal) of een andere student misschien al heeft ontdekt wat het antwoord is op deze vraag. Meestal, nadat de docent deze vraag drie of vier keer heeft gesteld, beginnen studenten die vragen aan hun peer te stellen in plaats van eerst aan de docent. Vanzelfsprekend stimuleren we als docenten ook studenten om te ‘vals spelen’, d.w.z. af te kijken van de schermen van hun buren.

Voorbeeld 2 In het lab is de meest voorkomende vraag “Wat maak je?” Studenten worden gestimuleerd om contact te maken met andere gebruikers die de machines voor hen gebruiken (want ze moeten meestal wachten omdat we werken met first-comefirst-serve). Hierbij geldt: wanneer je de persoon voor je kunt helpen, kun je de machine waarschijnlijk eerder gebruiken. Deze aanpak creëert een open sfeer in het lab. In een van deze interacties kwam een student van een kunstopleiding van de Willem de Kooning Academie een student informatica tegen. Ze bespraken elkaars project en ze begonnen naar aanleiding daarvan samen een project over slimme kleding, waarbij ze hun beide achtergronden konden combineren. Dit project werd door de universiteit genomineerd voor verschillende prijzen. Ze zouden elkaar waarschijnlijk niet hebben ontmoet zonder de labomgeving, en wanneer deze interactie wordt geformaliseerd, zou het resultaat waarschijnlijk ook anders zijn geweest

De student aan de knoppen: Laat de student zelf 'aan de knoppen' zitten als hij de machine (voor het eerst) gebruikt. Of om in de reismetafoor te blijven: Wijs de weg, maar laat de student zelf lopen..

Stimuleer studenten kennis bij elkaar te vinden: Door bijvoorbeeld niet op (alle) vragen zelf antwoord te geven, maar de vraag terug te stellen aan de groep.

Probeer het uit!: Ook (of misschien juist) als je denkt dat het helemaal niet kan. Snijdt het hout? Ja! ;-)

Samen weten we meer: Elke student heeft iets bij te dragen in het (maak)proces. Zo heeft de één een hele creatieve inbreng waar de ander juist praktische kanttekeningen kan plaatsen.

Ik laat je wel even zien hoe het moet: Alzo een leerling, nadat ze 5 minuten daarvoor zelf voor het eerst leerde hoe ze de machine moest bedienen.

DIY Tour: Wat kunnen studenten zelf ontdekken (en is nog veel leuker ook dan als iemand het meteen verklapt?)

Ga op zoek naar andere lesmethodes: Beperk de (/jouw) klassikale kennisoverdracht tot maximaal 20% van de lestijd.

(+): Bij het toepassen van peer-to-peer leren vindt het grootste deel van het leren plaats tussen peers. Hierdoor kunnen docenten meer tijd besteden aan ‘gecompliceerde’ vragen en persoonlijk contact met studenten, nu het algemene leren een groepsverantwoordelijkheid is geworden. Peer-to-peer leren maakt het daarnaast voor docenten gemakkelijker om studenten te verbinden met andere collega’s, waardoor het mogelijk is om de kennis van het volledige team te gebruiken. Docenten hoeven niet alles zelf te weten!

(+): De student ervaart, op een enkele uitzonderingen na, meer persoonlijk contact met de docent. Het contact tussen de docent en de student is persoonlijk(er) en authentiek, omdat docenten de mogelijkheid hebben om gesprekken 1 op 1 te verdiepen. Bij peer-to-peer leren worden studenten uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen en worden ze door studiegenoten erkend voor hun kennis en vaardigheden.

(-): In het lab is veel kennis nieuw, fris of complex vanwege de aansluiting op meerdere expertisegebieden. Daarmee hebben docenten geleerd het onbekende te onderwijzen. Maar dit kan (erg) spannend zijn voor docenten om de controle over de inhoud los te laten. Sommige docenten hebben de neiging om zekerheid voor zichzelf te creëren door meer regels, richtlijnen of structuren te creëren, zelfs wanneer dit in strijd is met het proces van de student. We horen docenten vragen: “Ben ik nog steeds een gewaardeerde leraar als ik niet alles weet?”.

(-):Een ander nadeel van peer-to-peer leren is dat studenten ‘van de radar kunnen verdwijnen’, wat betekent dat ze niet langer persoonlijk in de lessen worden gezien. Sommige introverte studenten verklaarden dat ze het lastig vonden om de docent of studiegenoten om hulp te vragen, omdat anderen ook vragen hadden. Ze durfden een hoop (simpele) vragen niet te stellen. Studenten moeten leren de juiste vraag op het juiste moment te stellen en verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leerproces.

Lesvorm: Afkijken moet

Bij veel machines is het lastig om een groepsinstructie te geven, je leert het apparaat het beste als je deze zelf bedient. Geef daarom 1-op-1 (of in ...

Lees meer

Lesvorm: Doorfluisteren

Bij veel machines is het lastig om een groepsinstructie te geven, je leert het apparaat het beste als je deze zelf bedient. Geef daarom 1-op-1 (of in ...

Lees meer